DoRe-gemeente Nijmegen e.o.

Vrij in geloof, verbonden in gemeenschap

Doopsgezinde spiritualiteit

Doperse spiritualiteit

De geschiedenis van de doopsgezinden gaat terug tot de zestiende eeuw. In de tijd van de Reformatie waren er radicale hervormers die verder wilden gaan dan de bekende reformatoren Luther, Zwingli en Calvijn. Zij wezen onder meer het dopen van kinderen af. Zij waren van mening dat iemand pas gedoopt moet worden als hij of zij tot een bewuste keuze voor het christelijk geloof is gekomen. Mensen die als kind al gedoopt waren, werden als volwassene opnieuw gedoopt. Daarom kregen zij van hun tegenstanders de naam wederdopers of anabaptisten. Zij werden fel vervolgd, zowel door katholieke als door protestantse overheden. Met hun afwijzing van de kinderdoop ondermijnden zij naar het gevoel van hun tijdgenoten de vanzelfsprekende christelijke samenleving. De kerk werd in het ideaal van de doopsgezinden een gemeenschap van bewuste, wedergeboren gelovigen: de eerste moderne keuzekerk, zou je kunnen zeggen. Wie gedoopt wil worden binnen de doopsgezinde gemeenschap, kan daarvoor een eigen, persoonlijke geloofsbelijdenis schrijven.

De geschiedenis van de doperse beweging begon rond 1525 op allerlei plekken in Europa met kleine kernen rond een radicale hervormer. Er waren ook groepen die de spoedige komst van het einde der tijden verwachtten en er niet voor terugschrokken dat einde alvast met geweld aan te kondigen. Dat gebeurde bijvoorbeeld in de stad Münster, waar doperse groepen in 1534-1535 een waar schrikbewind vestigden, dat ook weer met grof geweld door de katholieke overheid beëindigd werd. De doopsgezinden in Nederlanden hergroepeerden zich daarna rond de gewezen Friese dorpspastoor Menno Simons (ca. 1496-1561). Naar hem worden zij in het buitenland doorgaans Mennonieten genoemd. Menno Simons wees geweld ten stelligste af. Zijn volgelingen zijn dat altijd trouw gebleven. Zij behoorden in Nederland tot de eerste weigeraars van militaire dienst en zij spelen tot de dag van vandaag een belangrijke rol in de vredesbeweging.

In de doperse spiritualiteit speelt het ideaal van de navolging van Jezus een centrale rol. Zij staan daarmee in de lijn van vroomheidsbewegingen uit de middeleeuwen. De nadruk ligt bij hen niet op theologische spitsvondigheden, maar op een praktisch christendom, dat gehoor geeft aan de richtlijnen van de Bergrede in het evangelie volgens Matteüs. Eenvoud en soberheid zijn een kenmerk van het doperse leven. Inzet voor de naaste en voor een rechtvaardige en vreedzame wereld staan voorop. Doopsgezinden zijn doorgaans praktisch ingestelde mensen, snel bereid om de mouwen op te stropen en zich in te zetten voor het goede. Eerlijkheid en openhartigheid staan hoog in het vaandel. Wat je gelooft staat niet los van hoe je handelt in de samenleving.

Omdat zij in de eerste eeuwen van hun bestaan vaak vervolgd werden, zijn sommige doperse groepen, vooral in het buitenland, zich afzijdig gaan houden van de wereld. ‘Wereldmijding’ noemt men dat. Dat heeft een kenmerkende vorm aangenomen bij stromingen als de Amish in de Verenigde Staten. In Nederland daarentegen stonden doopsgezinden vanaf de achttiende eeuw open voor nieuwe ontwikkelingen, zoals de Verlichting en de moderne theologie. Daardoor hebben zij zich hier ontwikkeld tot een vrijzinnig kerkgenootschap, dat vaak samenwerkt met de remonstranten. Samen stonden zij bij voorbeeld aan de wieg van de VPRO (Vrijzinnig Protestantse Radio Omroep). De doopsgezinden waren ook het eerste kerkgenootschap in Nederland dat het ambt van predikant openstelde voor vrouwen. Anne Zernike was in 1911 hun eerste predikante.

De Nederlandse doopsgezinden komen samen in ongeveer honderd plaatselijke gemeenten, de meeste in het noorden en westen van het land, die elkaar sinds 1811 ontmoeten in een landelijk verband, de Algemene Doopsgezinde Sociëteit. Wereldwijd ontmoeten zij hun zusters en broeders in de Mennonite World Conference. Zij zijn aangesloten bij de Raad van Kerken in Nederland en bij de Wereldraad van Kerken.

Paaskaars en preekstoel